Het Taalbad
);" />
© CVO Scala

Bij de fietsenmaker

Vul het imperfectum in

Gisteren (zijn) het mooi weer.
Ik (hebben) zin in een tochtje met de fiets.
Ik (nemen) mijn fiets uit de garage en (pompen) wat lucht in mijn banden.
Tien minuten later (zeggen) ik "tot ziens" tegen mijn vriendin en (vertrekken) ik.
Even later (rijden) ik vrolijk over de zeedijk.
Ik (horen) de golven van de zee en (zien) veel mensen op het strand.
Twee mannen (werken) aan de tramsporen. Ze (controleren) de bouten.
Ik (vertragen) een beetje om beter te kunnen kijken.
Plots (horen) ik een knal. De band van mijn fiets (zijn) stuk door een spijker.
Wat een pech! Nu (moeten) ik te voet weer naar huis gaan.
Vanmorgen (brengen) ik mijn fiets naar Dirk, de fietsenmaker. Hij (repareren) mijn fiets in tien minuten. Ik (betalen) en (kunnen) met de fiets naar het werk rijden.