Het Taalbad
);" />
© CVO Scala

Crisis in de bank

Vul het het perfectum in (hebben of zijn + participium):

Ik gisteren naar de bank . (gaan)
Ik een lening . (vragen)
Het gesprek twee uur . (duren)
De bankbediende een uur met het hoofdkantoor . (bellen)
Hij mij geen lening . (geven)
De bank veel geld op de beurs. (verliezen)
Er nieuwe regels . (komen)
Het nu veel moeilijker om een lening te krijgen. (worden)
Ik dat het geld niet aan de bomen groeit. (leren)
Ik mijn plannen in de ijskast . (stoppen)
Stilletjes ik naar huis . (rijden)