Het Taalbad
);" />
© CVO Scala

Die of dat?

Wat past?

1. Jan is de beste leraar ik ooit ontmoet heb.
2. De trein is het aangenaamste vervoermiddel ik ken.
3. Morgen is er spoorstaking. - O ja, waar heb je gehoord?
4. Ken jij de vrouw achteraan in de klas zit?
5. Kun je met de trein naar Oostende? Ja, is geen probleem!
6. Ken jij de naam van de auteur de Boekenprijs vorig jaar heeft gewonnen?
7. Wat is de titel van het boek we in niveau B1 gebruiken?
8. Ik neem de fiets in plaats van de auto, is beter voor het milieu!
9. Heb je het document al aangepast dat ik je heb toegestuurd?