Elk jaar slaat de griep toe. Gisteren zijn twee collega’s ziek (worden) . Ze (rillen) van de koorts en (hebben) rode ogen. De baas (sturen) hen wat vroeger naar huis want hij (maken) zich zorgen over hun gezondheid.
Deze morgen heb ik mijn twee collega’s (opbellen) . Ze (vertellen) me allebei dat ze de griep hebben. De dokter heeft hen (vragen) om tenminste één week thuis te blijven. Ik heb onmiddellijk de baas (verwittigen) en die heeft (besluiten) om het interim-bureau te contacteren. Die hebben binnen het uur twee vervangers (vinden) . Zonet heb ik hen het werk (uitleggen) maar nu voel ik me niet zo goed. Hopelijk krijg ik de griep niet.