Het Taalbad
);" />
© CVO Scala

Heleen verhuurt haar appartement

Vul het participium in

Voorbeeld: Heleen heeft de advertentie (lezen) gelezen.
Heleen heeft haar oud appartement (verhuren) .
Gisteren is ze erheen (fietsen) om alles schoon te maken. Ze heeft de hele dag goed (werken) . Ze heeft de keuken (poetsen) . Ze heeft de vloer (dweilen) . In de living heeft ze het vasttapijt (stofzuigen) . Ze heeft ook nog twee vuilzakken op straat (zetten) .
's Avonds is Heleen thuis (komen) . Ze heeft snel aardappelen (koken) . Ze heeft zich nog (wassen) en is vroeg naar bed (gaan) . Ze is meteen in slaap (vallen) en heeft (slapen) als een roos!