Het Taalbad
);" />
© CVO Scala

Maak het probleem wat kleiner!

Wat past?

Voorbeeld: Een kleine fiets is een fietsje.
1. Een klein kind is een .
2. Een klein huis is een .
3. Een kleine schoen is een .
4. Een kleine jongen is een .
5. Een kleine bal is een .
6. Een kleine riem is een .
7. Een klein raam is een .
8. Een korte brief is een .
9. Een kleine rekening is een .
10. Een kleine klus is een .
11. Een kleine badkamer is een .