Jan heeft een advertentie in de Koopjeskrant gezet. Hij verkoopt zijn oude slaapkamer.
Hij heeft een nieuwe slaapkamer gekocht. Hij vindt de nieuwe slaapkamer mooi: die is heel modern.
Er is ook een grote kleerkast bij: Jan heeft veel kleren.
Naast het bed staat er een nachtkastje: hij legt altijd enkele boeken op dat kastje.
Hij leest elke avond een uurtje in bed.

1. Waarom heeft Jan een advertentie in de Koopjeskrant gezet?
Omdat .
2. Waarom verkoopt hij zijn oude slaapkamer?
Omdat .
3. Waarom vindt hij de nieuwe slaapkamer mooi?
Omdat .
4. Waarom staat er een nachtkastje naast zijn bed?
Omdat .
5. Waarom legt hij altijd boeken op dat kastje?
Omdat .

Ik heb de Tips gekocht: ik zoek een tweedehands salon.
Mijn salon is te klein: ik heb maar twee zetels.
Ik wil een groot salon met een driezit, een tweezit en twee zetels. Ik heb een groot gezin.
Er moet ook een grote salontafel bij zijn: de kinderen zitten vaak aan die tafel.
Ze maken er mooie tekeningen voor mij.

1. Waarom heb je de Tips gekocht?
Omdat .
2. Waarom zoek je een tweedehands salon?
Omdat .
3. Waarom is je salon te klein?
Omdat .
4. Waarom wil je een groot salon?
Omdat .
5. Waarom moet er ook een grote salontafel bij zijn?
Omdat .
6. Waarom zitten de kinderen vaak aan die tafel?
Omdat .