Het Taalbad
);" />
© CVO DE AVONDSCHOOL

Verhuizen

Vul de correcte vorm van het verbum in.

1. Ik ben vorig jaar naar Oostende (verhuizen) .
2. Nu (verhuizen) ik nooit meer!
3. Mijn buren (verhuizen) gisteren al een deel van hun meubels, vandaag (verhuizen) ze de rest.
4. Wanneer heb jij je diploma (behalen) ?
5. Jan (behalen) zijn rijbewijs zonder al te veel moeite en werd meteen daarna taxichauffeur.
6. Tot hoe laat (blijven) jij nog op school?
7. Ik ben gisteren tot elf uur (opblijven) .
8. Na zijn echtscheiding, (blijven) Marc niet lang alleen.
9. Hoe lang (wonen) jij al in België?
10. Ben je hier snel gelukkig (worden) ?
11. Hoeveel cursisten zijn gisteren niet naar de les (komen) ?
12. Ik (vinden) Nederlands vroeger nogal moeilijk, maar nu (vinden) ik dat gemakkelijk.
13. Heb jij de cd bij je boek al eens (beluisteren) ?
14. Denk je dat je voor deze test (slagen) bent?
15. Om te tonen hoe gelukkig ik me wel (voelen) , (glimachen) ik snel even.
16. Tegenwoordig (samenwonen) er meer mensen ongehuwd .