Je zal het misschien niet geloven, maar ik heb het hele weekend (studeren) . Het heeft immers twee dagen (regenen) . Ik heb de nieuwe woorden van thema 1 (herhalen) . Ik heb naar de cd van mijn boek (luisteren) en ik heb ook een spannend boek (lezen) .
Ik heb ook met mijn buurman (praten) . Hij heeft me (vertellen) over zijn job in de supermarkt. Hij heeft afgelopen week een paar fouten (maken) en heeft zijn ontslag (krijgen) . In de krant heeft hij een jobadvertentie (zien) en hij heeft meteen een sollicitatiebrief (schrijven) . En weet je wat er is (gebeuren) ? Hij heeft maar één dag (wachten) en heeft meteen zijn nieuwe job (krijgen) . Hij is heel blij!
Zoals je ziet, ik heb al veel Nederlands (leren) : ik heb het hele verhaal van mijn buurman goed (begrijpen) .