Het Taalbad
);" />
© CVO DE AVONDSCHOOL

Wat doe jij graag?

Maak een correcte zin

Voorbeeld:
(ik) (Nederlands) (leren) (graag)
> Ik leer graag Nederlands.

1. (ik) (graag) (met de buren) (praten)
.

2. (op het strand) (wandelen) (mijn vader) (graag)
.

3. (Myriam) (niet) (frietjes) (eten) (graag)
.

4. (Hagob) (lezen) (graag) (de krant) (elke dag)
.

5. (Paul) (graag) (naar de dokter) (gaan) (niet)
.