Het Taalbad
);" />
© CVO Scala

Winkeloverval mislukt

Vul aan met een perfectum (pf.) ('hebben' of 'zijn' + participium) of een imperfectum (impf.)

Voorbeeld:
De politie (arresteren - pf.) heeft de overvaller gearresteerd.
Ze (vinden - impf.) vonden het geld echter niet!
(proberen, pf) Drie mannen maandagochtend een kringloopwinkel in Brugge te overvallen.
(lukken impf. – meenemen pf.) Toen dat niet , hebben ze de gsm van een klant .
(binnenkomen, impf.) De twee gemaskerde en gewapende mannen rond 9 uur de winkel .
(bedreigen pf.) Ze enkele minuten lang de twee winkelbedienden .
(geven, pf. – komen impf.) De winkelbedienden de cijfercombinatie van de bankkluis , maar net op dat moment hun chef uit zijn bureau.
(verlaten – impf. – zien impf.). De overvallers het kantoor, maar buiten ze op de parking een vrouw staan.
(afnemen pf. – nemen impf.) Ze haar gsm , waarna ze de vlucht in de wagen van de vrouw. (stelen pf.)
Zij geen geld .
(kunnen, impf.) Na een wilde achtervolging, de politie de overvallers arresteren.

O ja, dit verhaal is fictief.
(gebeuren, pf.) Het dus niet echt !